Sacramentszondag is traditiegetrouw een dag waarop in vele parochies de processie met het Sacrament uittrekt: misdienaars met een processiekruis voorop, één of meer heiligenbeelden op dragers, communicanten, vaandels, zingende koren, de fanfare of harmonie en de priester met de monstrans onder het baldakijn, gevolgd door enkele plaatselijke notabelen. In Riemst gaat dit religieuze gebruik gepaard met kleurrijke mergel-, zand- of zaagmeeltapijten. Benieuwd naar dit gebeuren, dat geloof en volkscultuur combineert, trek ik eerst naar As, waar Kannenaar Jean-Pierre Duplessis de liefde voor zijn dorp Kanne (onder meer) beleeft door het zaagmeeltapijt voor zijn wijk te ontwerpen.
Jean-Pierre vertelt:
“Vroeger was de processie, die door de velden tot op het plateau van Caestert ging, een lange en inspannende tocht. Vandaag zijn er drie kortere processieroutes die elkaar afwisselen. Op elk van die parcours doet de processie een rustaltaar aan, telkens in een andere buurt, in een driejaarlijkse beurtrol. Dit jaar is het de beurt aan de Bovenstraat, waar het rustaltaar gebouwd wordt op het pleintje naast de kerk. Verleden jaar was het Avergat aan de beurt. Aan het zagemeeltapijt bij het rustaltaar aan de Oudeweg of de Steenstraat werk ik al zowat vijftig jaar mee. Ik maak met veel zorg het ontwerp, ik zoek voorbeelden, ik breng afbeeldingen en symbolen bij elkaar en maak er een compositie mee rond een zelfgekozen thema. Elk jaar ziet het tapijt er anders uit. Het ontwerp zet ik over op een groot stuk plastic van 5 bij 6 meter. Dat doe ik op het terras in mijn eigen tuin.”
“Op Sacramentszondag zelf gaan we al om 6u met 8 à 10 vrijwilligers aan de slag om de tekening met gekleurd zagemeel op te vullen en het rustaltaar op te bouwen. Het zagemeel wordt ter plaatse gemengd met de kleuren en water. Dat geeft intense kleuren. Het zagemeel wordt in verschillende diktes en volgens de lijnen van de tekening op het plastic gelegd. Zo worden de kasseien niet vuil. Het wordt aangeduwd zodat het mooi dicht opeen ligt. Rond het tapijt worden bloemen gezet. Om 9u moet alles klaar zijn. Ook nadat de processie is langs geweest, blijft het tapijt nog liggen, zodat passanten, mensen van andere buurten en regelmatig ook toeristen het kunnen komen bewonderen. Om 17u breken we alles af.”
Wat drijft Jean-Pierre om dit elke keer weer op zich te nemen?
“Ik doe het graag. Het houdt mijn band met en mijn liefde voor Kanne levend. Als het tapijt af is, is dat telkens weer een mooi moment. Ik voel me dan fier, ervaar een gevoel van eer… en de complimenten nadien doen ook altijd weer deugd! Ook voor de buurtbewoners is de opbouw van het rustaltaar met het zagemeeltapijt telkens weer een moment van verbondenheid en fierheid. Mensen doen uit geloofsovertuiging mee maar ook vanuit de wil om de traditie verder te zetten”.
Als ik die zondag naar het rustaltaar in Kanne trek, zitten de buurtbewoners bij het pleintje aan de Bovenstraat uit te kijken naar de processie. Voor het eerst ligt hier een piekfijn zandtapijt in plaats van een zagemeeltapijt. Het wordt kort voordat de processie aankomt met water besprenkeld zodat de kleuren mooi zijn. Een buur vertelt me dat de processie bijna niet was uitgegaan. “Het is maar een kleine processie. De kinderen van de lagere school gaan niet meer verplicht mee. Voor de rest zie je toch vooral grijze haren. Of de processie zal blijven bestaan?”, zucht hij. “De jonge mensen hebben er niet veel belangstelling voor. En het mag ook niet meer zoveel kosten. Waar vroeger bloemen voor wel 700 euro werden gekocht, bracht de tombola dit jaar nog 200 euro op, goed voor wat bloemen bij het tapijt. Die worden aan de vrijwilligers nadien uitgedeeld”.
In vogelvlucht, amper vier kilometer verder, is inmiddels in de Riemstse deelgemeente Zussen ook de Sacramentprocessie vertrokken. Terwijl de zon hoger klimt – en nog feller brandt – rijd ik erheen. Hier geen zagemeel- of zandtapijt maar mergeltapijten. Bij het rustaltaar aan de kapel van het Heilig Hart van Jezus in de Kleuzenstraat kijk ik mijn ogen uit: niet één tapijt maar vier tapijten liggen bij de kapel, versierd met motieven en tekst. Verder ook: vlaggen in de kleuren van de kapel, een rode loper, een gelegenheidsfontein, een tapijt van buxus gebladerte en één van sierschors, overal verse bloemen in potten, een grot met een kerkmaquette en heiligenafbeeldingen… Hier is hard gewerkt. De buren hebben op het moment van de zegening van hun rustaltaar plaatsgenomen op een zelfgemaakte ‘tribune’ op de stoep. Ik spreek een buurtbewoner aan, Tuur. “We werken met onze buurt twee volle dagen aan de aankleding van ons rustaltaar. Iedereen heeft één of meer taken, we zijn met meer dan dertig mensen. Het is een uniek moment van sterke saamhorigheid. Voor mij is dit een hoogtepunt in het jaar. Op andere dagen lopen we elkaar meestal voorbij, leeft ieder achter zijn gesloten deur, maar voor de processie vormen we weer een buurt. Dat is een heel fijn gevoel.”
Hij vertelt me ook hoe de mergeltapijten worden gemaakt. Dat vraagt flink wat voorbereiding. Eerst wordt het mergel aangestampt in een houten frame. Voor de tapijten van twee rustaltaren samen wordt een m³ mergel aangevoerd! Anders dan bij de zand- of zaagmeeltapijten van Kanne, wordt de tekening niet ín de mergel gelegd, maar er bovenop. Dat gebeurt op de dag van de processie zelf, ’s ochtends vroeg. De tekeningen worden gemaakt met gekleurd mergelpoeder dat in sjablonen wordt gestrooid. Die worden telkens voorzichtig verwijderd zodat de tekening niet dooreen geveegd wordt. Dat zijn elk jaar dezelfde sjablonen, ‘sinds mensenheugenis’, alleen de kleuren van bijvoorbeeld de bloemen in de tekeningen kunnen wel eens verschillen. Kort voor de processie worden de kaders verwijderd. En duimen dat er niemand doorheen loopt… Er heerst wel wat concurrentie tussen de verschillende buurten”, aldus Tuur, “we houden graag geheim hoe we het mergelpoeder kleuren. Maar heel ernstig moet je die concurrentie niet nemen.”
De processie trekt van de Kleuzenstraat naar het plein aan de Reggersstraat. De aankleding is er zo nodig nóg indrukwekkender, met een blauwwitte Mariakapel, een grot, een fontein, een grote achterwand achter het altaar, met bloemen, keien, sierschors, een enorm passiekruis. En met twee mergeltapijten. De processie houdt halt, de harmonieën verstommen, het koor zingt het Panis Angelicus, iedereen wordt stil. Kippenvel. Een opgetogen beroepsfotograaf fluistert me toe dat dit iets unieks is, zoiets zag hij nog niet in Spanje of op Malta of Sicilië…
Wanneer de processie eindigt aan de kerk, terwijl café ’t Zuske al lonkt voor de after-processie, kan ik een glimlach niet onderdrukken. Aan het laatste rustaltaar ligt geen mergeltapijt, geen zand- of zaagmeeltapijt. Er ligt een Perzisch tapijt.