(Manchetbaan)kegelen bij de Zonhovense kegelclub ‘Kegelgulke’

Kegelbal.

Hun aansluiting bij koepelorganisatie VLAS (Vlaamse Traditionele Sporten vzw) geeft al een indicatie over wat we ons moeten voorstellen bij ons bezoek aan de kegelbaan van de Zonhovense kegelclub ‘Kegelgulke’. Voorzitter Willy Ulburghs (75 jaar) geeft ons graag uitleg over de sport en de club.

Bij het kegelen is het de bedoeling om met één worp zo veel mogelijk van de 9 in ruitvorm opgestelde kegels omver te werpen. Die worp gebeurt met een bal van zo’n drie kilogram zwaar, die over een smalle baan van zo’n 13 meter lang wordt gerold richting de kegels. Aan het begin van de baan staan twee kegeltjes met een losse lat erop, waaronder de bal gegooid moet worden. Als de lat omvalt, is de worp niet geldig en krijgt de gooier 0 punten. Ook als de bal in de goot belandt, is het een nulworp. Per kegel die omvergegooid wordt, krijgt de kegelaar 1 punt. Wie na 15 worpen (3 lei’s van 5 worpen) het meeste punten heeft, is de winnaar van de wedstrijd.

Er wordt geworpen van achter het poortje.

Het kegelspel zoals hierboven beschreven, is ‘manchetbaankegelen’, waarbij de manchet verwijst naar de breedte van de baan waarover de bal gerold moet worden, die dus maar zo breed was als een manchet van een hemd. Daarnaast bestaat ook het ‘vluchtkegelen’, waarbij de bal door de lucht richting de kegels (die vaak groter zijn) gegooid wordt, en het ‘schaarbaankegelen’, waarbij de baan anders van vorm is en dat vooral in Antwerpen populair is.

Kegelen is een oude traditionele sport. Hoe oud het spel juist is weet Willy niet meteen. Maar wel dat er in de jaren ’50 en ’60 van vorige eeuw bij wijze van spreken wel aan elk café of in ieder gehucht een kegelbaan was. In Zonhoven waren er zeker drie banen in het verleden. Vandaag hebben ze nog weet van 3 clubs in Limburg: het Kegelgulke zelf, ‘De Forsbol’ in Dilsen en ‘’t Zeelke’ in Opglabbeek.

Poortje van de kegelbaan.

Willy was een van de oprichters van de club (en feitelijke vereniging) in 1978. De naam van de club kwam van Jan Van Gulke, een van de medeoprichters. Toen werd er gekegeld in een schuur langs het huis van Willy op Ter Donk. Enkele jaren geleden moest die schuur plaatsmaken voor een nieuwbouw en in 2018 vond de baan een nieuw onderdak in het huidige gebouw aan de Hasseltse Beverzakstraat, op de grens van Kiewit en Zonhoven.  Kris G. bouwde in 2018 een nieuwe kegelbaan, mede onder impuls van zijn zoon Bjorn die vond dat die traditie niet mocht verdwijnen. De degelijke Duitse elektrische machine om de kegels weer recht te zetten werd verhuisd, al de rest van de kegelbaan is zeer verzorgde nieuwbouw, waaraan een jaar gewerkt werd.

Omgevallen kegels worden door een machine rechtgezet.

Om het spel wat toegankelijker te maken werd de nieuwe baan ietwat anders gebouwd dan de vorige. Ze is wat korter (ongeveer 13 meter) en breder (ongeveer 30 centimeter) dan vroeger. Zelfs met die aanpassingen belanden er nog af en toe ballen in de goten langs de baan. Het omvergooien van alle 9 kegels komt zelden voor. Sinds de heropening van de nieuwe baan, slaagden daar nog maar twee personen in. Dat waren trouwens geen doorwinterde kegelaars.

Opstelling van de kegels.

Elke vrijdagavond komen een twintigtal clubleden samen om te kegelen. Het zijn vooral oudere mannen, maar er spelen ook enkele dames mee.

De zoon (21), dochter (16) en vrouw van Kris zijn de jongste spelers van de club. Eens per maand is er een clubwedstrijd. Op een wedstrijdavond worden er gewoonlijk 3 lei’s gespeeld.

Dat het niet louter om snelheid gaat, maar ook wat techniek vergt om te kegelen bewijst een kranige 90’er, die met een constante telkens het merendeel van de kegels omverwerpt. Een combinatie van ervaring, een niet te hoge snelheid en een beetje ‘effect’ meegeven aan de bal. Mikken in de gaffel (de ruimte tussen de hoekkegel en de eerste ernaast) schijnt de beste strategie te zijn. Linkshandigen mikken op de rechtergaffel en rechtshandigen op de linkse.

De 75-jarige Willy kegelt naar eigen zeggen intussen zo’n 50 jaar, nadat hij het als kind ook al deed. Het is te zeggen: zijn ouders hadden vroeger een café, waar ook een kegelbaan aan verbonden was. Als kind kreeg hij een kleine beloning voor het rechtzetten van de kegels nadat ze omvergeworpen waren.

Zowel jongens als meisjes zaten als ‘opzetters’ achter de coulissen om de kegels recht te zetten. Die ‘ontmoetingen’ eindigden toen Willy eind jaren ’90 een machine installeerde, die de kegels automatisch terug op hun plaats plaatste. Die machine was afkomstig van een kegelbaan in Duitsland en wordt ruim 25 jaar later ook in de huidige baan nog gebruikt. Door het gebruik van de machine kunnen tot 100 worpen per uur gebeuren.

Scorebord.

Met gemiddeld zo’n 10 tot 20 deelnemers per spel is het altijd even wachten eer je weer aan de beurt bent, maar dat ervaart niemand als erg. In het clublokaal is het een gezellige drukte met kegelaars, en kaarters. De kegelaars zelf komen bijna allemaal uit de buurt, regelmatig springt een kegelaar van buiten de provinciegrenzen binnen (bijvoorbeeld Geel, Diest en Drieslinter).

De kosten van de kegelbaan worden afbetaald door afhouding van enkele centen van elke (kleine) inzet per geworpen bal. De is club zelfbedruipend, maar kan in principe niet zonder de goodwill van de eigenaar van het gebouw, die mede onder impuls van zijn zoon de baan heropbouwde.

“Ik kan niet naar het communiefeest komen, want ik moet gaan kegelen”, was volgens Willy een vaak gehoorde uitspraak in de hoogdagen van het kegelen. Vandaag zijn de rollen eerder omgekeerd. Tijdens ons gesprek verwijst hij vaak naar de populariteit van het kegelen en hoe dit enorm is afgenomen de laatste decennia. Vroeger waren er grote jaarlijkse toernooien, waar tientallen clubs aan meededen (en waar ‘Kegelgulke’ ook meermaals de beker mee naar huis mocht nemen).

Nog enkele opvallende verschillen. Vroeger werd vaak buiten gekegeld (en moest de baan elke winter naar binnen verhuisd worden) en gooide men met een houten beslagen bal. Er waren aparte wedstrijden voor mannen, vrouwen en kinderen. Vaak werd er elke dag van het weekend gekegeld en dat duurde vaak tot laat in de nacht (dat had natuurlijk ook met de gezelligheid naast de baan te maken).

Door het ‘vergemakkelijken’ van de baan en het met elkaar spelen van jong en oud en man en vrouw proberen ze in het Kegelgulke toch een nieuwe boost te geven aan de oude traditionele sport.

© Luk Indesteege en Pieter Neirinckx

Plaats een antwoord

Gerelateerde berichten

Limburgs Volkskundig Genootschap